Zes jaar geleden kreeg Femke Riel (46) een buddy toegewezen. Ze had borstkanker en voelde de behoefte om haar vragen en zorgen te bespreken met iemand die wist waarover ze het had. De gesprekken waren zo’n succes dat Femke samen met haar oncoloog een buddysysteem opzette. Dat wordt inmiddels in meerdere ziekenhuizen gebruikt.
Dat wilde Femke ook en ze sprak haar wens uit tegen Annemiek Doeksen, de oncologisch chirurg die haar behandelde. Die wist meteen over wie ze het had en vroeg de vrouw of ze openstond voor een gesprek. “Hester en ik spraken een uur met elkaar en van het appcontact dat we daarna hadden, kunnen we wel een boek schrijven.”
‘Zij kan het weten’
Het is fijn een buddy te hebben in een tijd waarin alles onzeker is, vervolgt Femke. “Mijn man had bijvoorbeeld gelezen dat lopen tijdens de chemoperiode goed is. Ik dacht: lekker voor je, maar jij weet niet hoe het voelt, hoe moe ik ben. Hester appte: ik had ook nooit zin, maar door te lopen voelde ik me wel beter. Zo’n bericht motiveert, want zij kan het weten.”
De vrouwen appen over vuurrode appelwangen na een bepaald medicijn, controlemomenten, ze steken elkaar een hart onder de riem. “Het contact was heel waardevol. Ik vertelde andere vrouwen erover en meer patiënten wilden een buddy. Binnen een jaar hadden we 150 aanmeldingen.”
Intelligent matchingsysteem
Inmiddels zijn er binnen het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht, waar Femke onder behandeling was, zo’n duizend buddy’s. Er is gevraagd verder op te schalen naar andere afdelingen. “Zoals een buddysysteem voor kinderen met diabetes en voor ouders van wie de kinderen op de neonatale intensive care liggen.”
Wat in 2019 begon met een Excellijst vol namen is nu een systeem geworden waar intelligente matchmaking achter zit. “Met alles is rekening gehouden: de privacywetgeving, maar ook de wensen en behoeften van de patiënt. De ene heeft een specifieke vraag over een behandelkeuze die gemaakt moet worden, de ander heeft behoefte aan meerdere gesprekken tijdens de behandeling.”
Aanvullende zorg
Het systeem van het Buddyhuis wordt geïmplementeerd in ziekenhuizen en dus ook vanuit de ziekenhuizen georganiseerd. Op dit moment gebruiken vier ziekenhuizen dit systeem.
Annemiek Doeksen is de oncologisch chirurg die Femke met haar buddy Hester in contact bracht. Ze is groot voorstander van het buddysysteem. “Als arts kijk je voornamelijk naar het medisch inhoudelijke traject, je wilt dat een behandeling zo goed mogelijk aanslaat. Maar bij borstkanker komt ontzettend veel op patiënten af, meer dan waar een arts bij kan helpen. De buddy’s verlenen elkaar een stukje zorg dat aanvullend is op de zorg die wij geven.”
‘Niet alleen uithuilen’
“Het is echt niet alleen maar uithuilen. Ze empoweren elkaar, gaan soms samen wandelen en brengen een hoop positiviteit”, zegt Annemiek. Dat is volgens de arts hard nodig tijdens het zware behandeltraject. “De ziekte overkomt je, daarna moet je maar afwachten wat je allemaal moet doen. Door de gesprekken met de buddy’s krijg je een stukje autonomie terug. Een perspectief van iemand die hetzelfde heeft doorgemaakt. Die op je lijkt en weer haar heeft, een baan, misschien kinderen. Hierdoor zie je: ik kan hier uitkomen.”
In het ziekenhuis in Utrecht is het buddysysteem een community geworden. Jonge moeders met borstkanker spreken samen af, laatst werd een groep Afrikaanse vrouwen met een moslimachtergrond aan elkaar gekoppeld. De buddy’s worden ook betrokken bij keuzes die het ziekenhuis maakt. “We polsten laatst bij een aantal voormalige patiënten of een diagnose binnen 24 uur of 48 uur gegeven kan worden. Soms hebben we als ziekenhuis een blinde vlek voor hoe we zaken hebben georganiseerd.”
Het buddysysteem is niet alleen voor de patiënt die nu ziek is waardevol, ook voor degene die het proces al heeft doorgemaakt. “Veel patiënten die weer beter zijn, vallen na een jaar vol behandelingen en controles in een gat. Ze moeten hun leven weer oppakken, de buitenwereld weer in. Dat kan best spannend zijn. Als je dan iets kunt doen voor een andere patiënt, is dat niet alleen heel waardevol, het helpt ook bij je eigen verwerking. Dat hadden we van tevoren niet bedacht.”